Ik heb je lief, mijn Nederland

Behalve aan zijn kinderen, heeft Opa Willem vanuit Amerika ook brieven geschreven aan de Familie Oudman in Nederland. Opa werkte bij boer Oudman. Greetje vond een brief die hij aan de familie Oudman heeft geschreven. Hij heeft een goede reis gehad, maar de boottocht was een uitdaging. Hij vond het uitzicht bij aankomst in New York adembenemend. De hoge gebouwen en de grote stad maakten indruk op hem. De contrasten met Nederland zijn groot, en de warmte en de taal zijn uitdagingen. Hij heeft al veel gezien en beleefd! Maar boer worden in Amerika? Hij moet er niet aan denken. Lees verder om meer te ontdekken over mijn avonturen hier.

Geachte familie Oudman,

Volgens afspraak zal ik maar eens even een briefje schrijven.
Ik weet nu zo langzamerhand wel zo’n beetje hoe alles reilt en zeilt hier in Amerika.

Ik heb een goede reis gehad, tenminste de eerste vijf dagen op de boot, dat was prachtig, Maar toen wij een paar dagen voorbij Ierland waren, toen was het mis. Het weer was wel goed, maar volgens de Bootsman zijn daar drie stromingen onder het water, aan de ene kant van Groenland en de andere kant van de Noordpool en van New York. De boot deed zo gemeen dat ik zo ziek als een rat werd. Alles stond mij tegen en nog wat heimwee erbij. Ik dacht: “Wat ben je toch begonnen?” Ik had maar één gedachte: “Zodra ik mijn voeten aan land heb, ga ik direct in een vliegtuig en weer naar huis.” Maar gelukkig de laatste nacht werd de boot weer wat rustig en toen ging het al weer wat over.


En des morgens om zes uur was ik al op het dek had met zo, het was prachtig weer, wij waren toen al dicht bij de kust van New York. Dat was een prachtig gezicht. Eerst stond daar op een heel klein eilandje in de zee die grote vrijheid speelt, ik zou zeggen haast zo hoog als de Martinitoren. Hoe mooi dat lijkt, kun je niet geloven. En toen die grote stad met die hoge gebouwen. Om zeven uur was de boot binnen. Hij werd met vier sleeppoten naar de wal geduwd.

Eerst moest al het bagage aan de wal worden gebracht en toen waren wij aan de beurt, één voor één bij langs de douane. Dat duurde lang. En toen die grote loods van de koffers op te zoeken, die loods was, dunkt mij, zo driehonderd meter lang en wel honderd meter breed. Dat zijn allemaal rekken met A, B, C letters bovenin. Dat wat gemakkelijk ik met mijn koffers weer naar de douane. Ik maakte mijn koffer open, allemaal vrouwenkleren.

Toen ik daarmee bezig was, sloeg mij ineens een jonge vrouw om de hals. Ik denk, wat zullen wij nu weer beleven? Ik had het niet gezien. Dat was Annie en toen Klaas en de beide oudste jongens. Ik heb eerst een ogenblik gejankt. Het hoort wel raar voor een bejaarde man, maar ik kan er niks aan doen.

Wij zijn om tien uur aan rit gekomen van New York naar Buffalo. Die weg is 700 kilometer lang zonder een stoplicht. De zijwegen gaan allemaal met bruggen eroverheen. Wat was dat mooi allemaal!
Hoge steenrotsen in de verte, het lijkt net of je tegen de wolken aan kijkt, dan zit je in het rijk der natuur, de grootheid Gods. Zo, wat wordt de mens dan klein.

Beneden in de valleien, al maar dorpjes en huizen en hier en daar boerderijen en soms ook grote autofabrieken. Plaatsen tussen New York en Buffalo zijn Newburgh, Kingston, Catskill, Albany, Amsterdam, Utica, Syracuse, Batavia en Buffalo. Ja, wat zit ik eigenlijk te zwammen.
Jullie zullen dat alles wel weten van de kaart. ’s Avonds om een uur of negen waren wij in Buffalo, dat ligt aan het grote Eriemeer. Wij zijn toen nog veertig kilometer doorgereden naar de Niagara Falls. Daar zijn die watervallen. Wij waren wij er s’avonds om tien uur. Dat is ook prachtig. Er waren van die grote zoeklichten op gericht. Mij dunkt, daar stonden toen nog wel duizend mensen van heinde en ver om dat te zien.

Dat is eigenlijk de grens tussen Amerika en Canada. Wij zijn toen nog een half uur doorgereden en daar hebben we overnacht in een motel.

De volgende morgen om zeven uur weer op de rit door Canada naar Wigboldus. Dat land is ook zo groot en zo mooi. Hele velden wijndruiven op open grond zijn wij voorbij gekomen. Om negen uur waren wij bij Wigboldus. Die keken raar dat wij daar aankwamen.

Zij waren, dunk mij wel blij. Daar hebben wij nog koffie gedronken. Zij wonen daar eenzaam. De eigenaar van die boerderij heeft vijftien boerderijen. Wij waren daar op 20 mei. Zij moesten toen nog 500 hectare zaaien. Maar daar heeft Wigboldus niks mee te maken. Hij heeft 200 mestkalveren in hokken onder het dak, die moet hij voorzien. En de mest wordt er twee keer in het jaar uitgehaald met twee trekkers en grijpers en dan zijn ze in een halve dag klaar. Die hokken zijn zowat anderhalve meter beneden de begaande grond, met betonnen paden ertussendoor. En daar buiten is het zo ingericht, daar rijden ze met de trekker het hooi en stro op de zolder hier en daar laten daar het voer doorheen zakken, die ten worden verkocht zo ongeveer voor 25 cent per pond.

Om tien uur zijn wij weggereden naar Londen. Daar hebben wij een ogenblik gepauzeerd. Van daar naar Sarnia en Port Huron. Tussen Sarnia en Port Huron zijn wij over de Blue Waterbrug gegaan 210 voet boven water. Dat was weer een prachtig gezicht over Eriemeer. Dat is ook weer de grens tussen Canada en Amerika.

Daarna zijn wij in Ene doorgereden naar Grand Rapids. Die dag hebben wij ook weer 700 kilometer gereden en waren s’avonds om half zeven thuis. Wij waren nog maar even thuis of daar stond Jan Kersaan in levende lijven voor mij. Toen hij voor twaalf jaar wegging, moest hij tegen mij opkijken en nu ik tegen hem. Hij weegt 240 pond.

Verleden week donderdag ben ik met hem naar Chicago geweest om ijzer op te halen voor de nieuwe vorm waar ze mee bezig zijn om klaar te maken. Klaas en Jan, die werken nu samen. Wij zijn ’s morgens om zes uur weggereden en waren om half twaalf in Chicago. Ach, wat is dat een grote stad, vijf miljoen inwoners. De steden zijn hier haast allemaal dorpsgewijs gebouwd en daarom zijn ze natuurlijk zo groot. Daar loopt een rijweg midden door Chicago boven over de huizen en fabrieken heen. Die weg is honderd kilometer lang. Ook weer een prachtig gezicht. Aan weerskanten, de huizen en fabrieken. Ik heb nu in een maand meer gezien dan anders in 75 jaar. Ik heb ook al verscheidene boerderijen bezocht, maar dat is alles,
kan ik niet lezen, de tarwe stond al in de aar, ter lengte van een klomp. Het wordt verkocht voor vijf tot acht cent per kilo. Als ze tegen mij zeiden, zou ik hier een naam op mijn boerderij plaatsen, dan zou ik er opzetten “De laatste noodopvang”.
En als ik naar huis was en Oudsman zou mij vragen, dan zette ik daar op “Grote welvaart”.

Ik ben ook bij Annie Harkema geweest. Die hebben daar een boerderij met twaalf bunder, daar hebben ze vijfduizend mesthanen, enige varkens en een stuk of wat hokkelingen. Haar man is de hele week van huis en zij zit dan met zes kinderen en vijfduizend hanen. De regering geeft aan de boeren 75 gulden premie per acre, als ze niet verbouwen, omdat er veel te veel is. Wat toch een tegenstelling bij Nederland, daar krijgen ze toeslag als het in cultuur wordt gebracht.

Als ik in de voorlichtingsdienst zat dan zou ik tegen alle jonge boeren en arbeiders zeggen zing maar uit volle borst “Ik heb je lief mijn Nederland” en blijf daar mooi. Als ik jong was en ze boden mij hier een boerderij aan, voor niets, ik ging er feestelijk voor bedanken.

Grand Rapids is ook een grote stad, niet vanwege de inwoners, dat zijn maar tweehonderdduizend, maar ook door de bouw. De bouw, de huizen staan hier ook meestal zo’n vijftig meter van elkaar of hier staan van elkaar af.
Hier staan zevenveertig gereformeerde kerken en daar is maar in één kerk die ’s middags een Hollandse dienst houdt. En dan komen er ook maar zo’n vijftig mensen. Het Hollands gaat hier helemaal eruit.
Ik ga dus ’s morgens ook met hen naar de kerk, maar dat gaat natuurlijk aan mij voorbij. De eerste zondag gaf de dominee was daar nog, hij gaf mij de hand vanaf de preekstoel en hij wou met mij een beetje Hollands praten, maar hij bracht er ook zoveel van terecht als ik van Engels.

Ik heb mij hier nog geen moment verveeld, maar twee dingen zijn hier tegen mij. De taal en de warmte. Het is hier alle dagen van 80 tot 90 graden en soms nog meer. De kinderen willen mij van alles vertellen, maar ik snap er geen woord van.

Zij vertelt aan mij wel dat het komt omdat Klaas en Annie met hun beiden Hollands praten. Klaas heeft het erg druk.
Zij werken met vijf man, Auke, en nog een ander werken bij hem en nog een knecht. Maar Auke heeft drie maanden vakantie en nu hard aan werk om een beetje geld bij elkaar te krijgen op dat hij weer verder kan. Hij heeft gister zijn lijstje van de overgang gekregen. Dat was op alle vakken 8 en 9. Dat gaat heel goed. Hier is goed alles bij me ook.

En hoe staat het met de vruchten op het veld? Alles weer prima. Ik had nog veel meer te vertellen, maar het blad is vol. De hartelijke groeten van ons allen Schoonveld.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *